Articles

OBSERVATORIUM VOOR HET MENSELIJK GEDRAG
UNE MICROSOCIÉTÉ : LES TENTES DE DRE W
Touching Down in Public Space / english
Canvas Creations / english
The New Masters / english
A tent for all birds / english
Een tent voor alle vogels / dutch
Jumping the Boarding / english
Over De Schutting Springen / dutch
Stands and Tents / english
Lemniscaat / italian

Over De Schutting Springen / dutch

Wilma Sütö in Speciale Editie Stadscollectie, maart/april 2001

Zoals zolders en kelders, zeker die van musea, een rijkdom aan schatten kunnen herbergen, zo markeert de schutting vaak een raadsel. Zeker de schutting die om een museum staat. Erachter gebeurt iets dat we slecht kunnen zien; iets dat misschien een belofte voor de toekomst inhoudt en voorlopig verborgen moet blijven, maar intussen het geduld plaagt en de nieuws-gierig-heid prikkelt. Het vraagt erom een gat in die schutting te maken, of natuurlijk: over de schutting heen te springen.

Sauter la palissade; jumping the boarding; over de schutting springen: deze bemoedigende kreten staan nu op de bouwschut-ting voor Museum Boijmans Van Beuningen, als dubieuze slogans voor het slechten van grenzen; het door de muren heen breken; het najagen van de vrijheid.

De slogans zijn dubieus, omdat ze, zoals het dichterlijke zinsneden betaamt, inderdaad dubbelspel spelen. Alleen een dwaas zal zich geroepen voelen bij het naderen van die meters-hoge hindernis letterlijk tot een aanloopje over te gaan. Hoe oprecht de kreten ook mogen klinken, het is genoeg dat ze de verbeelding acti-veren. Wat dat betreft zijn de woorden gewaagd aan de beelden die op de schutting prijken: bouwtekeningen die even-eens de indruk wekken dat ze de reali-teit ontstijgen.

De Rotterdamse beeldhouwer en tentenbouwer Dré Wapenaar (1961, Berkel en Rodenrijs) is verantwoordelijk voor de huidige schuttingschets. Op zijn uitnodi-ging ver-rijkte Laurence Medori het ontwerp met een indi-rect rij-mend com-men-taar. Terwijl haar slogans ons in gedachten over de omheining heen doen zei-len, biedt Wapenaar ons de kans er dwars doorheen te kijken.

Zijn schetsen veranderen de schutting in een verge-zicht, met een horizon die zich over de volle breedte van de scheidings-wand uitstrekt. Aan gene zijde zien we een stad verrijzen die wel gesitueerd moet zijn in dromenland, zij het ook een oord waar angst- en wensdromen elkaar afwis-se-len. Het bestaat uit een combinatie van fantas-tische bouwsels, die nu eens orga-nisch en dan weer meetkundig zijn opgezet. Samen vormen ze een stad zonder funda-ment: een conglo-meraat van hangende, drijven-de of zweven-de constructies, omgeven door open plekken in het moeras en valkuilen in de mist.

Het gebied schijnt onbegaanbaar te zijn, een verrader-lijke illusie, ontsproten aan de verbeelding en daar zo te zien ook voorgoed toe veroor-deeld. Maar dat is een vergis-sing die door de realiteit wordt weerlegd.

Juist in het weekeinde dat Wapenaars vergezicht werd onthuld, publiceerde NRC-Handelsblad (23 februari 2001) een kritisch artikel over een blijkbaar verwant gebied: het Rot-ter-damse Museumpark, dat in het verlengde van de bouw-schut-ting ligt. Volgens de auteur Bernard Huls-man is dit park (behalve slor-dig, armza-lig, romme-lig, modde-rig en deso-laat) nauwe-lijks een park, maar eerder het ge-brekki-ge ge-volg van de wereld-vreem-de ideeën van Rem Kool-haas en Yves Bru-nier, de verant-woorde-lijke archi-tecten. Huls-man vergelijkt het park met een in onbruik geraakt rangeer-ter-rein en een vuil-stort-plaats. Verder vindt hij dat het gebied veel heeft van een ontoegan-kelijk moeras –‘zeker in het huidi-ge jaarge-tijde’.

Dré Wapenaar heeft, ongeacht verzachtende omstandighe-den zoals het jaargetijde of het weer, altijd een wakker oog voor het moeras binnen de bebouwde kom. Niet alleen toont hij zich er van door-dron-gen dat overal onder het asfalt de modder kleeft; hij zoekt die drassige bodem ook doelbewust op. Hij ver-kiest de berm boven de weg, alleen al omdat hij die zachte grond nodig heeft om zijn tenten in op te kunnen slaan. Deze tenten huisvesten een kritische geest. Ze geven vorm aan het verlan-gen naar bewe-gings-vrij-heid in een lang-zaam maar zeker dicht-slib-bende metro-pool.

Dré Wapenaar ontsluit het stadsmoeras, naar het zich laat aanzien omdat hij bedenkingen heeft over de teloorgang van het landschap en het uit het zicht verdwijnen van de natuurlijke horizon. Hij graaft naar de zachte grond omdat hij kritisch is; kritisch over bijvoorbeeld de verharding van gaande-weg de hele Randstad -het Groene Hart incluis.

Daarbij is Wapenaar geen fantast. De tentenbou-wer zegt wel eens dat hij ‘utopische ontmoetingsplaatsen’ ontwerpt, maar het blijft bij hem zelden of nooit bij droom-beelden alleen. Wapenaar is een le-vens-kunste-naar, die geen genoegen neemt met museale illusies. Hij springt over de schutting heen en slaat zijn bivak juist op die locaties op, waar de ver-beel-ding het dreigt te verliezen van de alledaagse efficiëntie.

Het vergezicht in zijn schuttingschets is dan ook meer dan een utopie. Het is een compilatie van de tents & stands die Wape-naar de afgelopen tien jaar heeft ontworpen en met succes heeft be-proefd: niet als een zogenaamde nomade op doorreis in een grenzeloos niemandsland, maar in zijn eigen omge-ving. Zijn plooibare architectuur neemt het op tegen de vaste bebou-wing en verrijkt het reguliere stadscen-trum of recrea-tie-park met diverse eigen-wil-lige typologieën: varië-rend van een Boom-tent in de vorm van een dauwdrup-pel, tot een Kran-tenki-osk met het silhouet van een commu-nica-tiesa-tel-liet.

De Boomtent mag inmid-dels een attractie zijn op Camping de Hertshoorn bij Garderen; het hoog aan de stam bevestigde onder-komen werd aanvankelijk ontwikkeld speciaal voor natuur-be-scher-mers. Wape-naar wilde de taak verlich-ten van actie-voer-ders die zich-zelf aan woud-reuzen vastketenen om te verhin-deren dat ze worden omgezaagd. De demonstranten zouden zich moeten kunnen nestelen nabij de boomkruin, wiege-lend op de wind, buiten bereik van het bevoegd gezag. Nog beli-chamen de hang-ten-ten deze wens te ont-snappen aan de zwaar-tekracht. Als vakantie-onder-ko-men com-pense-ren ze in elk geval tijdelijk het hutje-mutje ver-blijf van file-rijder en flatbewo-ner.

Samen vormen Wapenaars tenten een maat-schappij-in-het-klein, een alternatieve orde binnen de geves-tig-de, waar de kunstenaar het ‘spel der ontmoetin-gen’ stuurt. Soms ensceneert hij on-schuldige handelingen, zoals het lezen van een krantje in zijn Kran-tenki-osk, of het klet-sen bij een kop koffie in zijn Kof-fie-stand. Maar de dreigende miscom-muni-ca-tie laat zich niet altijd verbloe-men. ‘Utopi-sch tref-punt’ bij uitstek is de Babeltent die zich, op Wape-naars schut-ting-schets, in een steeds wijdere lus naar de wolken slin-gert. Net zomin als Pieter Brue-gels fameuze Toren van Babel (1563) uit de museum-col-lec-tie, zal deze variant op het symbool van gefnuikte mense-lijke ambitie en eendracht werkelijk tot in de hemel kunnen reiken. De trech-tervor-mige con-struc-tie beli-chaamt eerder de neerwaart-se drei-ging die van een draai-kolk uitgaat.

Zo voert Wapenaar ons weer terug naar zijn stadsmoeras. Natuur en cultuur wedij-veren hier met elkaar, zoals in het Mu-seumpark de ruim-te-lijke orde-ning met de wildgroei concurreert. Wape-naar ziet in die rivali-teit echter ook het samen-spel. Hij intro-du-ceert een organische vorm van archi-tectuur die als een padde-stoelenko-lonie de grond uit-schi-et. Dit kleurrij-ke Ten-tendorp is minder hardnekkig dan de ‘witte schim-mel’ die zich hecht aan de tot groeikernen uitge-roepen woonlo-caties ver-spreid over het hele land, maar op bescheidener schaal blijkt Wapenaars woekerkunst evengoed besmettelijk. Zelfs de in de steigers staande cultuur-tempel ontkomt er niet aan.

Sauter la palissade; jumping the boarding; over de schutting springen: via twee monumentale ontwer-pen die hij uitvoert in op-dracht van de Stads-col-lec-tie, grijpt de kunstenaar zijn kans de daad te voegen bij het woord.

Voor de toren van Museum Boijmans Van Beuningen ontwierp Wapenaar monumentale banie-ren die het gebouw omvormen tot een vlag-gen-schip, juist gedu-ren-de de perio-de van uitbrei-ding en veran-dering. De banie-ren zullen de frisse wind vangen die nodig is om af te rekenen met het onterechte imago van het museum als statisch en stof-fig insti-tuut. Of, zoals Wapenaar zelf het zegt: ‘De rot moet maar eens het museum uit.’ Zijn banieren lijken dan ook niet alleen op wapperen-de zeilen, maar evenzeer op doorslaande schim-mels: zwam-men die een uitweg zoeken voordat de nieuw-bouw wordt opge-le-verd.

Het heropen-de museum zal zich vervolgens, van smetten vrij, kunnen richten op zijn reputatie van een meer dan ‘utopisch ontmoetingspunt’ voor kunst en publiek in de 21ste eeuw. Tegen die tijd, medio 2002, biedt alleen de achtertuin nog een doorkijkje naar het dubieu-ze droomoord dat Wapenaar vooreerst op de schutting ontvouwt. Zijn ontwerp voor de vijver maakt korte metten met de schone schijn van een rimpel-loze water-spiegel. Uit de diepte opborre-lende bewe-gingen zullen continu het opper-vlak beroeren. De kringen, steeds breder cirkelend over de water-spie-gel, houden de herin-nering levend aan de even verra-der-lijke als vrucht-bare bodem waar Museum Boijmans Van Beunin-gen uit op-rijst.

Wilma Sütö,
conservator Stadscollectie Rotterdam

Site: StudioGloriusVandeVen