Articles

OBSERVATORIUM VOOR HET MENSELIJK GEDRAG
UNE MICROSOCIÉTÉ : LES TENTES DE DRE W
Touching Down in Public Space / english
Canvas Creations / english
The New Masters / english
A tent for all birds / english
Een tent voor alle vogels / dutch
Jumping the Boarding / english
Over De Schutting Springen / dutch
Stands and Tents / english
Lemniscaat / italian

Een tent voor alle vogels / dutch

Over het werk van Dré Wapenaar

Een idealist is hij, misschien, maar een dromer? De Rotterdamse beeldhouwer en tentenbouwer Dré Wapenaar (1961, Berkel en Rodenrijs) heeft de afgelopen vijftien jaar een verzameling tents en stands opgezet, die in al zijn geledingen fungeert als een oase binnen de reguliere bebouwing. Wapenaar werkt op het kruispunt van beeldende kunst, design en architectuur.

Zijn nederzettingen vormen een alternatieve orde binnen de gevestigde: een maatschappij in het klein. Hier wordt het spel der ontmoetingen gevierd, en opgevoerd, met de kunstenaar zelf in de rol van regisseur. Zijn Hang-, zoen,- en rookplek(2002) voor een school in Panningen (bij Venlo) geeft tieners een alibi om in steeds kleinere kringen om elkaar heen te draaien. Een metalen leuning slingert zich onder vijf cirkelvormige daken in het rond. De ene ring is groot genoeg voor een groep, terwijl in de andere krap een paartje past. Ze gaan in kleurige schaduwen gehuld, die cirkelende ruimtes, en bijgevolg eveneens de gebruikers. Ook dat is typisch Wapenaar. Hij werkt met tentdoek of kunststof waar het licht doorheen schemert, in uitgekiende nuances. Voor Venlo is het groen, blauw, geel, wit en rood. Even markant als verleidelijk: zoals in de natuur de kleuren van het mannetjesdier.

Wapenaar is, najaar 2005, net terug uit New York, waar hij deelneemt aan de tentoonstelling Safe: Design Takes On Riskin het Museum of Modern Art. Hier hangt de Boomtent (1998) die hij ontwierp als toevluchtsoord voor natuurbeschermers. Dankzij zijn spectaculaire organische contouren in de vorm van een dauwdruppel, verrijkt de Boomtentmilieuactivisme met verbeeldingskracht. In het MoMA is de Treetent ondergebracht bij het subthema Shelter. Het is één van de schuilplekken, nomadische onderkomens en provisorische nederzettingen waarmee het museum de artistieke reflectie laat zien op de rampspoed en actuele gevoelens van onveiligheid in de buitenwereld.
Over de praktische reikwijdte van die reflectie maakt Wapenaar zich weinig illusies. Zijn werk fungeert doorgaans in veilig gebied, en als metafoor. Waar hij de wereld zelf niet in balans kan brengen, mijmert hij hooguit over uitgebalanceerde modellen: voorstellingen in het klein, die een poging behelzen greep te krijgen op het grotere. Hij zou een tent voor vogels willen maken, een monumentaal vervolg op het handzame formaat dat hij eerder ontwierp: nu voorzien van vele nestkamers en grote en kleine gaten om in en uit te vliegen. De vogeltent is een poëtisch denkbeeld, geďnspireerd op de Palomar, een Spaanse duiventil, maar wijkt hier op een belangrijk punt van af. Wapenaars til is principieel multicultureel: bestemd voor vogels van allerlei pluimage. Een verwante gedachte komt naar voren in de Soek voor Rotterdam ( 2005), uitgewerkt in een reeks computertekeningen. Op deze virtuele markt zijn de kramen grillig geordend. Hun veelkleurige, doorschijnende overkappingen werpen een sprookjesachtige gloed over de uitgestalde koopwaar en in de nissen die tussen de kraampjes zijn ontstaan: schuilplaatsen voor het mysterie. Dit alternatief op de ordentelijke Hollandse markt is Wapenaars interpretatie van de bonte mix aan culturen in zijn stad, en zijn poging hieraan recht te doen. Daarnaast is de soek, evenals de vogeltent, exemplarisch voor het continue heen en weer bewegen van deze kunstenaar over de grens van droom en daad. Want al Wapenaars bouwsels, ook de tenten en paviljoens die hij daadwerkelijk heeft opgetrokken, zijn trefpunten met een utopisch karakter. Dit geldt voor het recente Viervleugelpaviljoen(2004), dat, in een eerbetoon aan Simeon ten Holt, op maat is gemaakt voor het
halfdozijn muziekstukken dat deze componist voor vier vleugels bedacht. En het geldt voor het vroegere werk zoals de Koffiestand (1997) of Krantenkiosk(1997). Stuk voor stuk zijn het voorbeelden van de flexibele architectuur, waarmee Wapenaar het opneemt tegen de vaste bebouwing. In de door hem ontvouwde ruimte, wint de verbeelding het steevast van de alledaagse efficiëntie. Elk van zijn bouwsels is tegelijk sociaal bewogen en een autonome sculptuur: even inventief als expressief, even speels als kritisch. De Krantenkiosk met het silhouet van een communicatiesatelliet is bijvoorbeeld een aanlokkelijk gevaarte om mee te ontstijgen aan het
geruis in de stad rondom. Maar dat is nog iets anders dan ontkomen aan het maatschappelijke verkeer. Binnen heerst een intimiteit die haaks staat op de anonimiteit buiten: een spanningsveld dat een reactie afdwingt. De kring van medekrantenlezers blijkt net iets te klein om onopgemerkt in te verdwijnen. Er treedt een rollenspel in werking tussen de eenling en de groep; het eigene en het andere. Die tweespalt is in Wapenaars werk onvermijdelijk. Elke omhulling impliceert bij hem een onthulling. Meestal zal het publiek zelf zijn positie moeten bepalen in die schemerzone tussen publiek en privaat domein, maar ook de kunstenaar manoeuvreert tussen de uitersten van intimiteit en anonimiteit. Zijn Dodenbivak(2002) en Baartent (2003), pendanten van elkaar, bieden een ambiance voor een ritueel in kleine kring, en met een zeer specifieke, private functie. Zijn onlangs voltooide Paviljoen van de Leegte(2005) daarentegen, is een open constructie, bij uitstek een publieke ruimte, die echter geen andere functie kent dan juist het ontbreken van functionaliteit. Het is een tempelachtig bouwsel in Japanse stijl, opgetrokken uit houten onderdelen die als puzzelstukken in elkaar passen: een transparant vormenspel van horizontale en verticale lijnen. Dunne blauwe gordijnen hangen als coulissen om een podium van drie houten vloeren, die als treden naar het middelpunt leiden. Daar is krant noch koffie, kind noch kraai: in het Paviljoen van de Leegte ontmoet men elkaar. Of zichzelf. Het middelpunt is leeg, een gat in de vloer, voor wie dat wil: een uitnodiging tot contemplatie.

Wilma Sütö
Site: StudioGloriusVandeVen